zondag 17 juni 2012

Over Nederlands futiele canondiscussie


(standbeeld van koning Willem II (1840-1849) vlakbij het Binnenhof in Den Haag. Een gelijkaardig standbeeld heeft hij op de centrale Place Guillaume II in Luxemburg. In Brussel liet hij een fraai paleis na, aan het Paleizenplein - nu het Paleis der Akademieën - en in Antwerpen op de Meir poogde hij in oktober 1830 in het Paleis dat Napoleon er had achtergelaten (en dat onlangs gerestaureerd werd)alsnog koning van België te worden. Hij vocht in Waterloo, was liefdesrivaal van Leopold van Saksen-Coburg in Londen, en sleet zijn oude dag vooral in Tilburg, waar de lokale sigarenfabriek één van haar produkten naar hem noemde. Hij zou vandaag als icoon van de Benelux kunnen opdraven)


Onderstaande tekst schreef ik zeven jaar geleden voor de uitstekende Nederlandse geschiedeniswebsite www.geschiedenis.nl naar aanleiding van mijn boek toen 1830. De scheiding van Nederland, België en Luxemburg. Je vindt er al de grote lijnen in terug van mijn huidige boek België, een geschiedenis zonder land (inmiddels aan zijn vierde druk toe). Het artikel plaatste behoorlijk wat kritische noten bij de Nederlandse canondiscussie. Nederland bleek plots behoefte te hebben aan een nationale geschiedenis, iets wat de Belgen onverschillig laat, en wat ik in mijn nieuwste boek precies achter ons wil laten. Veel leesplezier.

.

Het blad van Caesar

door Rolf Falter
16/07/2005 -
 
Nederland is in verwarring en God is dood. Dan moet de geschiedenis maar uitkomst brengen! Rolf Falter analyseert de discussie over de canon van de Lage Landen.

Nederland is in verwarring. Een scherpe recessie, de ontmaskering van het politiek bestel door Pim Fortuyn, het brute ontwaken uit de multiculturele illusie bij het lijk van Theo Van Gogh, en de massale revolte tegen het vanzelfsprekende Europa hebben op korte tijd ’s lands ijkpunten weggenomen. Weg is de zelfverzekerde natie die de wereld de les spelde, weg het poldermodel.
Inmiddels is de grote zelfbevraging aan gang. En omdat God dood verklaard werd, moet de geschiedenis soelaas brengen. Nederland graaft naar zijn eigen identiteit, zoekt naar duurzame ijkpunten. Historici wordt gevraagd de psyche van de natie te dissecteren en opnieuw vast te leggen wat essentieel is, in een discussie die als etiket het van oorsprong kerkelijk begrip ‘canon’ kreeg opgekleefd. Heeft een geschiedenis van Nederland – met al haar Oranjes, met Oldenbarneveldt, graaf Floris, Piet Hein of Jan van Speyk – nog zin, of verwasemt ze weg, verdunt ze in een spoeling met Europese, westerse en Globaliseringshistorie.
De canon van de canon-discussie leverde NRC Handelsblad, nu al driekwart jaar geleden. De krant vroeg toen twee professoren om de essentie te definiëren, de Summa zeg maar, gebald op één krantenblad, van wat Nederland in het verleden tot Nederland heeft gemaakt.

De oefening is op de klassieke cirkelredenering uitgedraaid. Vanuit het hedendaags staatkundig verband Nederland wordt bekeken en opgesomd wat essentieel is voor de geschiedenis van Nederland. Een typisch zinnetje is, over de Romeinse tijd: ‘Later zouden de Bataven worden vereerd als de eerste opstandige en vrijheidslievende voorvaderen van de Nederlanders.’ Nu vormen de Romeinse en Karolingische periode een geschiedenis die Nederlanders totaal delen met Fransen, Duitsers of Belgen. En die zeggen haast niets of zelfs helemaal niets over de Bataven. Die zijn immers maar relevant vanuit het hedendaags staatkundig verband Nederland. En eigenlijk wil dat zinnetje dat ook zeggen, maar het aarzelt om dat te zeggen.
Dokkum

Vanuit dat vertrekpunt staan alle misverstanden weer op een rij. Van de Karolingische tijd worden als steden enkel Dokkum en Utrecht vermeld, omdat Aken met zijn schitterende Paltskapel vijf kilometer buiten het hedendaags Nederlands staatsverband ligt. De Unies van Atrecht en Utrecht blijken weer het grote scheidingsmoment, ook al zaten Brussel, Mechelen en Antwerpen in die van Utrecht. Willem III, een figuur zonder wie de Lage Landen vermoedelijk Noord-Frankrijk zouden zijn geworden, wordt niet eens vermeld. En in 1813 ‘krijgt het door Frankrijk veroverde Nederland zijn onafhankelijkheid terug’ van de grootmachten. Zomaar, plots, als een geschenk uit de hemel.
Neerland is uw vaderland!
Bijdragen tot het herkennen van de eigen identiteit kan zo’n oefening natuurlijk niet, omdat je vertrekt van de premisse dat de identiteit er altijd al was. En van iets dat er altijd al was, kan je niet leren hoe het geworden is. Daarvoor moet je met een leeg blad vertrekken, zo leeg al dat was vooraleer Julius Caesar er nu alweer 2060 jaar geleden op begon te schrijven.
In Vlaanderen, waar ik dit schrijf, durft men aan zo’n canondiscussie zelfs niet te beginnen. De identiteitscrisis is er nog groter dan in Nederland. Vijftien jaar geleden leek Vlaanderen geleidelijk op weg naar zelfstandigheid uit de afstervende Belgische schelp, zoals Tsjechië en Slovakije zich uit Tsjechoslovakije losweekten. Maar er is wat misgelopen, en er is een immense etterbuil ontstaan: het Vlaams Blok, vandaag de grootste partij van België. Uit reactie is minstens de helft van de Vlamingen alles gaan verfoeien wat naar Vlaams en zelfstandigheid ruikt, en België weer gaan omarmen, dat nochtans niet meer functioneert. De kreupele ondersteunt nu de blinde, zoals in het schilderij van Breugel. En aan een geschiedenisinterpretatie waagt niemand zich meer.
Een geschiedeniscanon voor het Vlaams onderwijs is vandaag gewoon ondenkbaar, een discussie daarover kan alleen maar surrealistisch zijn. En inmiddels viert het officiële België, met zowel subsidies als een zachte boycot vanuit het officiële Vlaanderen, zijn 175ste verjaardag in een postmoderne wok met opgewarmde clichés, van pralines over Kuifje tot bier en Brel.

Tüddern 

Nederland is het oudste staatsverband in de Lage Landen en bestaat zo’n vierhonderd jaar. Dat is welgeteld 20 % van de twee millenia geschreven geschiedenis. België haalt nog geen 9 %, net als Luxemburg, of het begrip Vlaanderen in zijn hedendaagse territoriale betekenis.

Bekijk de landkaart: geen enkele staatsgrens in de Lage Landen heeft iets logisch. De enige natuur-barrières zijn de 80 kilometer Moezel, Sauer en Oer tussen Duitsland en Luxemburg en de 35 kilometer Maas tussen Nederlands- en Belgisch Limburg. Ruim 90 % van de staatsgrenzen in de Lage Landen is één en al historisch toeval en willekeur. Stap in je wagen in het Duitse Tüddern, net over de grens achter Sittard, en rij in minder dan twee uur de 200 kilometer naar Thionville, vlak over de Luxemburgse grens in Frankrijk: je zal vier staatsgrenzen en vijf taalgebieden (waarbij tweemaal Frans) gepasseerd hebben. Gelukkig heb je het idyllische dorpje Voeren – een tweetalige enclave van Vlaanderen in Wallonië – rakelings gemist, om de zaken niet nog ingewikkelder te maken.
Moderne staten werden doorgaans gekneed uit één taal, of één godsdienst, of één dynastie. Helaas gaat ook dat niet op voor de Lage Landen. De historische – en vandaag vervaagde – grens tussen protestant en katholiek loopt dwars door Nederland. De taalgrens tussen Frans en Nederlands loopt dwars door België. En de Duits-Nederlandse taalgrens, die wel samenvalt met de staatsgrens, is veeleer produkt van die staatsgrens dan oorzaak. Tenslotte is leven onder één kroon ook nooit echt eigen geweest aan dit gebied. De langste stamboom is nog die van de Oranjes, die tot 1584 teruggaat, maar ook twee eeuwen republiek en wat lange onderbrekingen bevat
Nog meer verbazend wordt het bestaan van drie kleine landjes bij een blik op de landkaart van West-Europa. Rond Nederland, België en Luxemburg, met hun willekeurig getrokken grenzen, vind je drie gewezen wereldmachten, die eeuwenlang met elkaar streden en laatst nog twee wereldoorlogen ontketenden. En ondanks dat tomeloos geweld van de meest machtige buren konden die kleintjes overleven.
Friezen
 
Laten we dan toch maar dat wit blad van Caesar nemen. Over de stammen die hij versloeg weten we zo weinig, dat er niets relevants voor vandaag te onthouden valt. Wel valt op dat hij de grens van zijn veroverd gebied vastlegde aan de Rijn, die hij nochtans ook even overstak. Waarom daar? Omdat de stroom toen al gold als een barrière, breder en langer dan de Maas bijvoorbeeld. De Romeinse veldheer is echter nooit tot de meest noordelijke grens van zijn Gallische verovering doorgedrongen. Hebben ze hem gezegd dat het gebied onherbergzaam was, met onvoorspelbaar water en getijden, en dat er nauwelijks mensen woonden? We weten het niet.
 Ook dat valt op: de Romeinen, en nog meer de Karolingers na hen, waren in de hedendaagse Lage Landen vooral actief in de streek tussen Maas, Moezel en Rijn, met Nijmegen, Xanten, Maastricht, Aken, Keulen en Trier, het Eifelgebergte en de Ardennen, en Lotharingen. Van al de rest vernemen we nauwelijks wat. En de conclusie dat al die rest, tussen de Aa in Noord-Frankrijk en de Ems in Noord-Duitsland, onherbergzaam land was, met veel te machtige en dus onvoorspelbare en oncontroleerbare rivieren omgeven door nog veel bredere moerasgronden, ligt voor de hand.
 
Ach ja, er waren Friezen, maar daar weten we even weinig van als van de Menapiërs in het kustland van het hedendaagse Vlaanderen. Van Nederland, Vlaanderen, België is er tot het jaar 1000 niets dat zelfs maar in die richting wijst.
Pas rond de milleniumwisseling ontstond in de Lage Landen iets nieuws, aan de zee nog wel, in het graafschap Vlaanderen, en eerder nog in Atrecht, Douai en Saint-Omer dan in Ieper, Brugge of Gent. Hoe het ontstaan is, daar hebben we geen flauw benul van.
Wel weten we dat er verschillende elementen op elkaar gingen inspelen: de groei van de lakenindustrie; bevolkingsgroei; het ontstaan van een dicht net van steden; de vele waterwegen als transportnet, spoedig aangevuld met talloze kanalen; overschotten in de landbouw om de steden te voeden, en dus het losbreken van de feodale banden; de inschakeling in een handelseconomie, met wolimport uit Engeland en lakenexport naar de Champagne en verder; rijkdom en luxe en dus kunst op topniveau; mankracht en geld om dijken tegen de zee te gaan maken, waardoor nieuwe gronden en nieuwe rijkdom ontstonden; en uiteindelijk: het vermogen om het vele geld om te zetten in militaire weerbaarheid.
Amsterdam
 
Bijna drie eeuwen heeft die ontwikkeling in het historische graafschap Vlaanderen (zijnde in hedendaagse termen: Zeeuws-Vlaanderen, de Belgische provincies Oost- en West-Vlaanderen en het Franse département du Nord) geduurd. Ze culmineerde in de crisis van 1302.
De Franse koning Philippe le Bel slaagde er tegen mei 1300 in Vlaanderen te annexeren en Engeland van het continent te jagen, waardoor het verzet van zijn twee machtigste vazallen gebroken leek. Maar in Brugge en Gent brak in 1301 een opstand uit tegen de belastingen die geheven werden om de kosten van een koninklijk bezoek te betalen. In de Guldensporenslag van 1302 bleken Vlaamse stedelingen in staat het machtige Frans ridderleger te verslaan.

Het kleine Vlaanderen en later de Lage Landen hebben al die eeuwen standgehouden, tegen die nochtans grote en machtige buur. Dat kon maar dankzij de geweldige economische en financiële draagkracht en bevolkingsdichtheid van het gebied. Het patroon dat die rijkdom leverde bleef al die tijd hetzelfde: textiel, handel, waterwegen en havens, indijking van zee en rivieren, rijke landbouw, rijkdom en kunst, dichte bevolking en talloze steden, militaire weerbaarheid.
Het patroon verschoof wel. Vanaf de vijftiende eeuw overduidelijk van Vlaanderen naar Brabant, naar Brussel en Leuven eerst, en dan vooral naar Antwerpen. Aan het einde van de zestiende eeuw, verhuisde het naar Holland, naar Delft, Haarlem en Leiden, maar vooral naar Amsterdam. Oorlog en conservatisme veroorzaakten de verschuiving van de succesformule. Maar de rechtlijnige rode draad is onmiskenbaar. Het financiële wereldcentrum lag eerst in de herberg van de Van der Buerses in Brugge, dan in de Beurs van Antwerpen en dan in die van Amsterdam (alvorens na 1800 naar Londen en na 1918 naar New York te verhuizen).
De schilderkunst boven de Alpen begon met Van Eyck en Memlinc in Brugge, verhuisde naar het Brussel van Breugel, het ’s Hertogenbosch van de gelijknamige Jeroen en het Antwerpen van Rubens, en dan naar het Delft van Vermeer en het Amsterdam van Rembrandt.

Gouden Eeuw
De laatste verschuiving, naar Holland toe, deed zich alweer voor na een opstand tegen de machtigste koning van Europa, die van Spanje. Dat was nadat de Bourgondische dynastie de Habsburgse was geworden, en die, door een onverwachte Spaanse erfenis aan het eind van de vijftiende eeuw, vervreemd geraakte van de Lage Landen. Karel V nam al omstreeks 1520 de beslissing het centrum van zijn dynastie naar Madrid te verhuizen, waar de lang begeerde koningskroon wachtte, en, dank zij de reconquista, de hoogste belastingopbrengsten in de schatkist vloeiden. Bij de erfenis kende Karel zijn eigen erfland van de Lage Landen liever aan zijn zoon toe, dan aan zijn broer, die het Heilig Roomse Rijk beheerde, hoewel dat laatste in militair opzicht logischer was geweest.
Filips II ruineerde zijn nochtans rijke staat door vanaf 1567 een machtig leger van 60.000 man in de Lage Landen te handhaven. In Holland vond hij, naar aloude traditie in de Lage Landen, een tegenstander die handel, bevolkingsdichtheid en rijkdom omzette in militaire weerbaarheid, met maximaal gebruik van de ingedijkte en ingepolderde waterwegen. De immense militaire krachttoer van Spanje, die uiteraard ook verzet opriep van Engeland en Frankrijk, leverde nog wel Vlaanderen en Brabant op, totdat Madrid in 1632 moest toegeven geen grootmacht meer te zijn. De Zuidelijke Nederlanden werden de volgende tachtig jaar militair niemansland. Toen is Arm Vlaanderen ontstaan.

Holland kende zijn Gouden Eeuw, die nochtans snel voorbij ging. De Act of Navigation en het colbertisme maakten een einde aan de vrijhandel waarin kleinere gebieden konden floreren. Gaandeweg verloor Holland zijn economische macht, en zijn intellectuele kracht. Niet van het land van Stevin, Huyghens, Spinoza en Descartes zou de Industriële Revolutie vertrekken, wel van Schotland. De voortrekkersrol van de Lage Landen was voortaan verleden tijd.
 De Gouden Eeuw eindigde wel op een glorierijk orgelpunt. Toen in 1672 Fransen en Engelsen tegelijk Holland aanvielen, hield de vloot van Michiel de Ruyter de Engelsen van de kust, en het water de Fransen uit Amsterdam. De getemde delta leverde de tijd die nodig was om de monstercoalitie tegen Holland door interne tegenstellingen te doen uiteenvallen. De Engelsen leerden dat als Holland niet tot eigen uitvalsbasis op het continent gemaakt kon worden, het beter kon dienen als bondgenoot tegen het opdringerige Frankrijk van Lodewijk XIV.

Barrière
 
Daar is dan de koning-stadhouder Willem III uit voortgekomen, en de barrière-functie vanaf 1697, waardoor Holland militair verantwoordelijk werd voor de Zuidelijke Nederlanden. Die bleek echter zowel in 1701 als in 1747 een papieren verdediging tegen de oprukkende Fransen. In januari 1795 maakte hardnekkig vriesweer zelfs de grote rivieren als dam tegen de Fransen onschadelijk.
 
Desondanks deden de Engelsen Holland in 1813 herleven, met dezelfde barrière-functie, ditmaal in de vorm gegoten van een eengemaakt Koninkrijk der Nederlanden. Dat was het eerste punt op Londens verlanglijstje op het Congres van Wenen, en alle andere grootmachten vonden het vanzelfsprekend dat dit gebied tot Engelands invloedssfeer behoorde. Londen zelf verkoos de delegatie aan een plaatsbekleder boven een rechtstreekse controle van de delta van Rijn, Maas en Schelde.
In 1830, toen het koninkrijk niet bleek te werken, aanvaardde Londen een hertekening van de kaart, maar niet van de functie: ook België moest als neutrale staat een buffer voor Engeland zijn, toen tegen Frankrijk, in augustus 1914 tegen Duitsland. En tussen september 1944 en mei 1945 herstelde Londen de Lage Landen in hun oude vorm, ook al waren die vier jaar van de kaart geveegd geweest.
Sedert 1945 is een ander verhaal bezig: dat van Europa waarin grenzen en staten aan belang inboeten, en waarin Amsterdam, Brussel, Parijs en London per TGV maar een paar uur van elkaar liggen. Vandaar ook dat je in minder dan twee uur van Tüddern naar Thionville kan. Maar om te zeggen waarheen dat nieuwe verhaal zal leiden is het nog vroeg, veel te vroeg.
Chassé 
 
Hoe komt het dan dat er vandaag drie Lage Landen zijn, en niet één staat aan de delta? Op het niveau van deze vraag spelen wel de verhaallijnen mee die we allemaal in onze nationalistisch gekleurde schoolboekjes hebben meegekregen. Een beetje toch.
Nederland is niet ontstaan vanwege het calvinisme. Dat had immers nog meer in Vlaanderen en Brabant wortel geschoten, dan in Holland, als geloof dat beter paste bij de zelfbewuste inwoners van de talrijke handelssteden. Nederland kon maar ontstaan doordat Filips II na de militaire verovering van Antwerpen in1585 het offensief van Farnese afbrak, om hem en zijn leger met andere taken te belasten. Maar Nederland is pas echt ontstaan door een zelfbewuste keuze vanaf ongeveer 1600: de Hollandse handelssteden vonden dat ze genoeg geld gespendeerd hadden aan de oorlog.
Bovendien vond Amsterdam het best zo dat Antwerpen gesloten bleef. Dat stedelijk particularisme – toen generaal Chassé in oktober 1830 Antwerpen bombardeerde, dachten de schepenen van die stad meteen dat dit op bevel van Amsterdam en Rotterdam gebeurde - is overigens ook een genetische reflex geworden, tot in de discussies over de Ijzeren Rijn en de Westerschelde vandaag toe.
Nederland had aan de glorie van de zeventiende eeuw meer dan genoeg om een geloof in zichzelf als natie te creëren. Maar precies daarom verspeelde het ook het verenigde koninkrijk der Nederlanden in 1830. Het leek zo vanzelfsprekend dat Holland – zelf goed voor de helft van alle zetels in de Noordnederlandse helft van de Staten-Generaal - de leiding zou nemen in het geschenk dat de Engelsen de Oranjes in 1815 gaven, ook al waren er maar 2 miljoen noorderlingen tegenover 3,5 miljoen zuiderlingen. Die zuiderlingen waren toch twee eeuwen onderdrukt, mak en achterlijk geweest, waren niet in staat zichzelf te regeren en zouden dus wel volgen, net zoals die andere katholieken van de Generaliteitslanden dat hadden gedaan.
Het verrassende was dat de Belgen wèl wakker werden, vooral dan in gebieden waar de Industriële Revolutie al wèl was doorgedrongen. En toen het zover was, wilden ze maar één ding: van die Hollanders af, die hen twee eeuwen lang als quantité negligeable hadden behandeld. Daar zouden ze in 1830 zelfs aansluiting bij Frankrijk voor gekozen hebben, al is het vooral door Engelands toedoen niet zover gekomen.
Delta
 
In die woelingen ontstond uiteindelijk ook een kleine Luxemburgse staat, in hoofdzaak omdat de grootmachten die formidabele militaire vesting niet aan de Belgen en hun Franse vriendjes wilden toevertrouwen.
De Luxemburgse natie zelf zou overigens pas een kleine tachtig jaar later in zichzelf beginnen geloven. In se is dat Luxemburg trouwens maar een rompje van het wat aparte gebied tussen Maas, Rijn en Moezel, het gewezen hartland van de Karolingers, waar de lokale dialecten – voor zover ze niet uitgestorven zijn - nog altijd sterke gelijkenis vertonen. Het gebied is ook landschappelijk en visueel anders dan de delta.
Als men de grens van 100 meter boven de zeespiegel als limiet zou nemen, en de Ems in Duitsland, dan is de delta het huidige Nederland, het huidige Vlaanderen, het westen van Henegouwen, de Rijn stroomafwaarts van het Ruhrgebied, en het noordelijke twee derde van de région Nord-Pas-de Calais. Het vreemde aan de geschiedenis van de Lage Landen is dat ze zich in het eerste millenium vooral tussen Maas, Rijn en Moezel – buiten de eigenlijke ‘lage’ landen dus – afspeelde, nadien bijna uitsluitend nog in het gebied lager dan honderd meter. Over het andere deel vernemen we dan inzake de desbetreffende periode telkens ontzettend weinig.

Wat heeft dan, op dat ooit witte blad van Caesar, de Lage Landen – en daarbinnen zeker Nederland – gemaakt tot wat ze zijn? Het water natuurlijk, zo banaal als dat ook klinkt. Het gevecht tegen het water, om veilig land te winnen. Het idee alleen al dat mensen absoluut land wilden winnen op de zee, klinkt zo absurd op een continent waar er grond genoeg was.
Dus moet er wel een heel plausibele verklaring voor geweest zijn, dezelfde namelijk als in Mesopotamië en het oude Egypte: getemd water levert de vruchbaarste gronden op, handelsroutes, en als het moet ook nog een afweerlinie tegen vijanden. Zo ook het water in de Lage Landen. Het water van de zee, van de vele rivieren, en later van vele kanalen, waarlangs de handel tot bloei kwam. Het water dat de grond zo vruchtbaar maakte dat misschien daarom de boeren er zo vroeg in staat waren overschotten te genereren. Het water dat ook als kering kon dienen tegen buitenlandse invasies, of die nu Spaans, Engels, Frans of helemaal in het begin zelfs Romeins waren.

De kering is weg sedert 1940, toen ook de lucht militair strijdperk werd. Maar water kneedt nog steeds de identiteit van een land waarin de helft van de bevolking op een peil onder de zeespiegel woont. Het gevecht tegen het water, dat deze eeuw misschien weer heviger gaat worden door de geleidelijke verschuiving naar een iets warmer klimaat, vereist nog elke dag hoge technologische ontwikkeling en de inzet en waakzaamheid van de hele gemeenschap. Het water brengt nog steeds rijkdom en welvaart, naar Rotterdam en Antwerpen, naar Oostende, Gent, Vlissingen, Amsterdam of zelfs de nieuwe containerhaven van Venlo. Zonder die welvaart is ook de strijd tegen het water onbetaalbaar, zoals ze in Bangladesh weten.
Nederland is met andere woorden ondenkbaar zonder dichte bevolking, zonder handel en welvaart, zonder intelligentie en deskundigheid in de strijd tegen het water, zonder grote betrokkenheid van iedereen in die strijd. Het is gekneed door de delta, zoals voorheen Vlaanderen en Brabant, en eigenlijk de hele zone beneden de 100 meter, die op een stukje Henegouwen en de streek van Rijsel na, ook samenvalt met het historisch taalgebied van het Nederlands. Alleen aan Duitse kant loopt de vlakte door, maar is er wel een grens getrokken die een taalverschil heeft gecreëerd.
Groot-Nederland
 
Doen we daarmee niet de oude Grootnederlandse hersenschim herleven? Neen, de identiteit van de staat Nederland wordt vandaag ook gekneed door herinnering en geschiedenis, en dus door dat glorierijk verleden van de 17de eeuw (die Engeland, Frankrijk en de Verenigde Staten telkens na hun revolutie de kleuren van de vlag van de vrije Republiek heeft doen oovernemen), door die periode van calvinistische dominantie, door die hechte band met Groot-Brittannië sedert Willem III (waardoor Nederland bijvoorbeeld in tegenstelling tot zijn buren wel troepen naar Irak zond), en door de erfenis van de wedergeboorte van 1815: een staatsapparaat waarin de administratie heerst en de politiek de franje levert.
Het zijn ijkpunten die je in Vlaanderen niet vindt. Daar duiken anderzijds voortdurend – in grapjes, zowel als bij voetbalinterlands - nog de sporen op van 230 jaar haat, die tussen 1600 en 1830 opgebouwd werd tegen een Nederland dat het verzwakte zuiden louter voor eigen profijt hanteerde.

Ook die historische littekens hebben de identiteit getekend van mensen en volkeren in de Lage Landen. Het zijn echter, anders dan de ijkpunten die het water heeft geschapen, geen levensnoodzakelijke karaktertrekken. Ze zijn verbonden met die grillige artificiële grenzen, eerder dan met die oeroude gegevens van de natuur. Neem handel, bevolking en know how weg, en Nederland verdwijnt nog deze eeuw in zee. Calvinisme, Obrigkeitstaat of Belgen- en Hollandermoppen zijn duidelijk minder wezenlijk,
 Natuurlijk is zo’n identiteitsdiscussie altijd weer wat artificieel. Sommige ijkpunten vervagen vandaag al – het calvinisme en katholicisme bijvoorbeeld – andere weer niet. Tegelijk trekt een nog uiterst vage en verwarde discussie over Europese identiteit aan. Geschiedenis biedt net zomin als God een antwoord op alle vragen. Het enige wat je van haar kan verlangen is dat ze ons leert op de juiste wijze naar vroeger te reizen, om daar de ultieme bestemming van elke reis te vinden: een andere kijk op onszelf.
 
Rolf Falter is historicus, en journalist bij de Vlaamse krant De Tijd Van hem verscheen eerder 1302, Opstand in Vlaanderen, en is dit jaar 1830, De scheiding van Nederland, België en Luxemburg verschenen.